Vakantie Canada van 20 mei - 25 juni 2007

20 mei Amsterdam – Vancouver

Met Air Canada naar Vancouver Kijkje op de sky-line van Vancouver Hetty Braat brengt ons naar Schiphol en Joop en Tjitske worden door Julliette en Jappe gebracht. Een vriendelijke mevrouw leert ons hoe we zelf kunnen inchecken en waar we onze koffers kunnen afgeven. We vliegen om half tien naar Londen Heathrow vanwaar we zullen doorvliegen naar Vancouver. Er gaat echter wat mis met het vliegtuig – een verbrande ventilator – en na anderhalf uur vertraging gaan we dan echt naar Vancouver waar we – na acht uur vliegen - om kwart voor vier plaatselijke tijd aankomen. We zijn net op de kamer van ons hotel “Century Plaza” als de telefoon gaat; wie zou ons nu willen bellen? Het is Tjitske, ze heeft een verkeerde koffer, o schrik, wat nu? Bellen naar Air Canada levert alleen maar een dossier op en geen koffer, dus gaan Joop en ik weer naar het vliegveld. Hoe krijg je een koffer terug die aan de andere kant van een – voor ons gesloten – deur staat? Na heel wat rondlopen, vragen en vooral doorzetten vinden we een mevrouw van Air Canada die bereid is voor ons de deur open te maken en dan zowaar Tjitskes koffer staat bij de ‘Bagage Claim ‘. Na weer een taxirit zijn we anderhalf uur later weer terug in ons hotel. Na een kopje Cup a Soup gaan we de stad in waar het weer intussen veranderd is in een druilerig regentje. Bij een Chinees of Vietnamees eethuisje proberen we iets met vruchten en ijs maar dat was eens maar nooit weer. We nemen – al knikkebollend – nog een kopje koffie en dan houden we het na een dag van 26 uur wel voor gezien.

21 mei Vancouver – Victoria (94 km.)

Fraaie architectuur in Victoria De camper, ons huisje voor drie weken Om zeven uur worden we gewekt maar we zijn natuurlijk al op ons bioritme wakker geworden (2 uur ’s nachts). Na een douche en een – wat duur! – ontbijt gaan we met de Fraserway-taxi onze camper ophalen. Na een uitgebreide instructie door ene Margriet (uit Nederland) gaan we op pad met onze camper – al snel ‘kar’ of ‘bak’ genoemd. De camper is heel erg compleet met een ruim aanrecht, wc annex doucheruimte, warmwaterboiler, gasoven, gas­ver­warming, eethoek en veel kastruimte. We hebben – op advies van Margriet – de ferry van 2 uur gereserveerd, dus kunnen we eerst nog even boodschappen doen in Ladner. We maken vandaag de oversteek naar Vancouver-Island – naar de Sunset in Victoria haven van Schwartsbay. Na een rustige maar ook fraaie overtocht willen we naar de camping Goldstream via en aan Highway 1, maar we raken de weg kwijt en belanden zonder dat we dat weten in het hart van Victoria. Het is er gezellig druk omdat het vandaag Victoriadag is (een soort Koninginnedag). We bereiken na wat vragen toch Highway 1 en zien een bordje naar een camping, omdat de tijd doorloopt kiezen we voor deze camping. We komen terecht bij camping Fort Victoria, waarvan we in een eerdere routeplanning gebruik hadden willen maken. We zoeken een plaatsje waar ook de tent kan staan, want we zullen in de tent slapen. Na het eten gaan we ‘gewapend’ met een routekaart op weg naar Victoria. Door de vele éénrichtingstraten is het lastig rijden in Victoria en ook het parkeren blijkt ’s avonds lastig omdat er plaatsen zijn waar je wel drie weken betaald mag parkeren maar dus niet één avond. Er vertrekken net een paar auto’s en dus hebben we een plaatsje voor onze ‘kar’. Het wordt een gezellige avond in een mooie stad die op deze avond echter weinig vertier biedt. We drinken tot besluit nog een drankje in een dure maar gezellige bar. De weg terug in donker is echt lastig, we nemen ergens een verkeerde afslag en pas na vragen komen we weer op de camping. We zetten snel de tent op en na ongeveer 20 minuten ligt iedereen in zijn kooi of tent. We liggen nog maar pas of Emmie klaagt al dat het koud is, het wordt nog een lange nacht met weinig slaap.

22 mei Victoria – Sproat Lake (231 km.)

Nanaimo

Emmie en ik staan moe op, het slapen in de tent was geen succes. We zetten onze kachel in de camper aan en het wordt snel aangenaam. Na het ontbijt, gaan we op weg richting Nanaimo, met als einddoel Sproat Lake net voorbij Port Alberni. Het is een mooie rit langs de kust van Vancouver Island en we stoppen vaak voor een kijkje naar de mooie natuur, bossen, stranden, bergen en sneeuw. We bezoeken Nanaimo, een heel mooie MacMillan Provincial Park en ook rijke stad met veel voorzieningen. We doen hier wat boodschappen en ook het vullen van de drankenkast wordt niet vergeten. 's Avonds heerlijk kampvuur We zien een watervliegtuig landen, een mooi gezicht en een mooi geluid. We gaan verder richting Port Alberni. Vlakbij Port Alberni is het Cathedral Grove MacMillan Provincial Park, een stukje regenwoud met Douglas bomen waarvan sommige wel 800 jaar oud zijn. De bomen zijn dan ook meer dan 70 meter hoog. Natuurlijk maken we daar een wandeling en veel foto’s. We vinden de camping gemakkelijk en na wat sprokkelen heeft Joop een gezellig vuurtje gemaakt. De park­wachter zegt dat we zelf geen hout mogen rapen uit het bos en biedt hout te koop aan. Het hout dat hij levert is echter zo nat dat het vuur zelfs uit gaat. Na de slechte nacht van gisteren besluiten we met zijn vieren in de kar te slapen, we slapen prima, alleen Emmie heeft het nog steeds koud.

23 mei Sproat Lake – Pacific RIM (119 km.)

Het Sproatlake De nacht op deze camping heeft ons goed voldaan, los van de klachten van Emmie natuurlijk. Woeste beek nabij Sproat Lake We gaan door een heel mooi natuurgebied met afwisselend bossen en bergen. Opeens is er een parkeerplaats, dus tijd voor een kijkje en een kopje koffie. We staan dicht bij een mooi meer waar de mist nog maar net opgetrokken is, het vergezicht is prachtig met nog sneeuw hoog in de bergen tussen de bomen. Na een lekker kopje koffie gaan we verder we komen langs een geweldig woeste stroom­versnelling in een rivier, Klik hier voor een filmpje! we stappen uit om het eens goed te bekijken. De reis gaat nu verder naar Ucluelet, onderweg zien we nog een beer maar die keurt ons geen blik waardig. We maken even voorbij Ucluelet een mooie wandeling langs de Pacific Ocean. De natuur is er prachtig en erg afwisselend. Het uitzicht over

Pacific Ocean bij Ucluelet

de Pacific Ocean is prachtig, de rotsen die overal uit de zee opsteken zijn deels van vulkanische oorsprong en erg scherp. We denken een zeearend te zien maar het blijkt een grote zwarte kraai te zijn. De wandeling langs de Pacific Ocean gaat deels over een zg. board-walk, een pad van planken ongeveer meter boven de grond, deels om de planten te beschermen, deels om droge voeten te houden. Er staan ook heel mooie bloemen zomaar in de rotsen. Na deze mooie rondwandeling gaan we naar het dorp zelf. Rond 1930 is de weg van Port Alberni naar Ucluelet en Tofino aangelegd, daarvoor ging alle vervoer met een boot vanuit Port De oude veerboot in Ucluelet Alberni. Eén van de veerboten ligt in Ucluelet aan de wal en wordt geëxploiteerd Prachtige natuur nabij Ucluelet als een café restaurant. We hebben zin in een kopje koffie en dus… gaan we aan boord van de Canadian Princess. Het ziet er erg gezellig uit, de koffie is een beetje slap. We gaan nog het dorpje in om geld te pinnen en een paar boodschappen. De dag vordert al en dus gaan we naar de camping in het Nationaal Park Pacific Rim. De camping is ruim de plaatsen midden tussen de bomen en het is al redelijk vol. We eten lekker met een wijntje erbij en voor de liefhebbers een biertje. Na het eten maken we nog een lange wandeling op het grote strand dat vol ligt met bomen die door het zoute water De Pacific Ocean bij onze Camping water onbrandbaar zijn geworden. Klik hier voor een filmpje! Als het donker wordt maken we weer een kampvuur niet alleen Bomen op het strand bij de Pacific Rim voor de gezelligheid maar ook om de muggen op afstand te houden. Na een afsluitend drankje houden we deze drukke dag voor gezien.



24 mei Pacific RIM - Parksville (164 km.)

De prachtige baai bij Port Alberni Kijkje in de saaie stad Alberni Vandaag gaat de rit over nagenoeg dezelfde weg als gisteren naar Parksville. Omdat we Tofino niet aandoen, hebben we meer tijd om onderweg een uitgebreid bezoek te brengen aan Port Alberni. We komen langs hetzelfde mooie meertje van gisteren en dus is het tijd om eens een zwem-moment in te lassen. Frans en Tjitske gaan het proberen maar Tjitske vindt het te koud en haakt snel af. Frans vindt het wel lekker water en maakt een klein rondje over het meer, omdat de temperatuur op het land aangenaam is heeft hij er zo te zien weinig last van. Na een koffie-pauze gaan we naar Port Alberni. Port Alberni Hertjes op de Camping in Parksville is een havenstad aan een lange ‘inlet’ vanaf de Pacific Ocean. Vanuit deze stad gingen veel veerboten naar de bewoonde eilanden en plaatsen die niet met de auto bereikbaar waren. We denken dat het een interessante stad is maar we komen bedrogen uit. De stad is groot met veel industrie en veel buitenwijken maar er is geen hart in de stad. Als we vragen naar het centrum zegt iedereen dat we er al zijn dus veel vraagtekens bij ons. We maken nog een leuke foto van de ‘inlet’ en na wat boodschappen gaan we verder naar Parksville. In Parksville is de camping aan het strand en deze is aan een heel groot strand. We vinden de camping met wat moeite maar als we eenmaal staan willen we snel dat mooie strand bezoeken. Ook hier komen we bedrogen uit, door stormen is er veel schade en het strand is erg modderig en vol met keien. Wel zien we een paar hertjes voorbij komen die helemaal niet bang zijn voor mensen, want ze kijken ons eigenwijs aan en lopen niet weg. Het wordt dus geen zwem uurtje voor degenen die nog niet gezwommen hebben. We trekken een flesje wijn open, sommigen nemen een biertje het is weer een gezellige dag geweest.

25 mei Parksville – Sechelt (188 km.)

Vandaag is het een dag om vroeg op te staan, want we moeten de veerboot halen in Little River De veerboot naar Powell River om de oversteek naar Powell River te maken. De veerboot gaat om tien over tien en we moeten er een half uur tevoren zijn, terwijl we niet precies weten waar we moeten zijn en hoe Vancouver Island bij Little River lang het rijden is. Gelukkig vinden we het gemakkelijk al raken we even in de war door een bord dat wijst naar Cambell River. We kopen een kaartje en na een half uurtje wachten kunnen we aan boord. Wat is die boot groot, dat hadden we niet verwacht. Maar de oversteek is formidabel mooi en duurt één uur en 20 minuten, met zowel uitzicht op de bergen en bossen van Vancouver Island en het vaste land van Britisch Columbia. Het gebied waar we nu naar toe gaan heet de ‘Sun-shine Coast’ oftewel de kust van de zonneschijn, we hopen natuurlijk dat het waar is. Boven de bergen is er helaas De veerboot naar Earls Cove veel damp waardoor het lastig is heldere foto’s of film te maken, maar mooi is het zeker. Na de overtocht komen we in Powell River, een behoorlijk grote stad Fraaie beelden van de 'Sun-shine Coast' met veel voorzieningen, Frans koopt er een horloge omdat hij ook wel eens wil weten hoe laat het is. Na de nodige boodschappen gaan we weer verder want we hebben nog een heel fraaie oversteek voor de boeg, van Saltery Bay naar Earls Cove. Het is een soort fjordenroute die we varen, met prachtige vergezichten bergen met sneeuw op de top, woeste rosten aan zee en veel bomen. We varen een soort slalom om in Earls Cove te komen wat het nog indruk­wek­kender maakt. Het weer is goed, de zon schijnt, alleen de wind is wat fris omdat het water nog koud is. Na de overtocht gaan we richting Sechelt, het is tijd voor Kaart van de Sunshine coast een drankje aan het water en de mooie natuur maakt ons warm. Sechelt is een mooie stad met veel goede voorzieningen en ook enkele restaurants. We vinden de camping met enige moeite, rijden bijna verkeerd maar we komen er toch. Om er te mogen staan moet je een plaatsje uitzoeken, het nummer op een envelop schrijven, het geld er in doen en dat deponeren in een soort kluis. ’s Avonds komt de camping beheerder dan je pas voor het aantal overnachtingen brengen zodat je dat kunt ophangen aan een paal bij je plekje. De voorzieningen zijn goed, met warme douches en schone wc’s. De beheerder blijkt een Groninger te zijn waarmee we gezellig oude verhalen ophalen over het verre Nederland. We besluiten om twee nachten hier te blijven zodat we meer kunnen ‘opsnuiven’ van de natuur en de stad. ’s Avonds maken we nog een wandeling langs het strand dat aan een hele diepe ‘inlet’ ligt. Sechelt ligt aan de Straat van Georgia maar de ‘inlet’ loopt helemaal langs Earls Cove. Omdat deze ‘omweg’ zo lang is heeft eb en vloed maar een beperkt hoogteverschil. Het was wederom een mooie dag en na een goede en lekkere maaltijd en de nodige spiritualiën is het weer bedtijd.

26 mei Sechelt

De kust vanaf een pier bij Sechelt Omdat het zaterdag is mogen we – van ons zelf – laat opstaan en krijgen we een eitje bij het ontbijt. Na een langzame start van de dag gaan we naar Sechelt voor koffie en een wandeling langs de kust. De rotsen zijn hier van een harde soort graniet (en zo te zien liggen ze er al eeuwen). Door het gematige klimaat wonen hier veel mensen in huizen vlak aan de zee, erg mooi. Het strand bij Sechelt We besluiten - het is vandaag zondag – om uit eten te gaan naar een Italiaans restaurant dat we gezien hebben, het is echter nog veel te vroeg en dus gaan we eerst naar de camping om ons om te kleden. Dan gaan we deftig naar het restaurant dat blijkbaar zo goed bekend staat dat er geen enkele tafel meer vrij is. Na een kwartiertje wachten krijgen we een plaatsje. Het is wel de moeite waard, want alles smaakt prima. Na nog een laatste rondje door Sechelt is het einde van de dag...



27 mei Sechelt – Nairn Falls (175 km.)

Vandaag – eerste Pinksterdag - gaan Haven bij Gibons we beginnen aan de grote rondrit door het vastland van British Columbia, richting het noorden om zo naar de Rocky Mountains te gaan. Maar eerst moeten we nog even met een veerboot de oversteek maken van de ‘Sunshine Coast’ naar de ‘Sea and Sky’ Highway. We rijden naar Langdale, het is nog erg vroeg en er is nagenoeg geen verkeer op de weg, we schieten lekker op en maken even een omweg om wat leuke foto-tjes te kunnen maken in Gibsons dat een druk toeristisch haven­plaatsje is met vooral veel plezierbootjes. Na dit op­onthoud gaan we naar Lang­dale waar we opnieuw met een grote veerboot de oversteek gaan maken naar Horseshoe Bay. We moeten goed opletten want voor je het weet rijdt je naar Vancouver en niet naar het noorden. Gelukkig gaat alles goed en na een kwartiertje staan we al weer stil bij een fraai uitzichtpunt over de Howe Sound, de grootste fjord van BC. We gebruiken hier de De Howe Sound Fjord lunch want van al dat reizen en varen krijg je wel trek. De volgende stop is Shanon Falls, een 335 meter hoge waterval, de derde hoogste van BC. Het is een erg mooi schouwspel, want zo kun je deze waterval wel noemen, het is om die reden ook erg druk, met busladingen worden de mensen hier uitgeladen. Natuurlijk maken wij ook de nodige foto’s en filmpjes. Na dit bijzonder mooie Shanon Falls natuurgeweld gaan we verder, we overnachten niet op Alice Lake maar zetten koers naar Nairn Falls een paar kilometer onder Pemberton. Onderweg komen we langs Squamish en leuk stadje – hopen we. Er is één straat met een paar winkels - waarvan het grootste deel gesloten is omdat het zondag is - en een paar straten met een paar huizen. Na een korte wandeling door het stadje gaan we weer verder. We komen ook langs Whistler waar in 2010 de Olympische winterspelen gehouden worden. Het lijkt een mooi stadje maar helaas hebben we geen tijd genoeg om het te gaan bekijken. De camping Nairn Falls ligt op ongeveer twintig minuten lopen van een waterval met dezelfde naam. Natuurlijk maken we een wandeling daar naar toe en daarna hebben we echt wel trek gekregen in een lekker etentje. Met de gekochte speelkaarten proberen we een spelletje kaart te doen maar dat blijkt erg lastig omdat ze vier maal zo groot zijn als normale speelkaarten, toch proberen we het en het wordt nog een gezellige avond.

28 mei Nairn Falls – Lillooet/Marble Canyon (156 km.)

De Cariboo Mountains nabij Lillooet Het is tweede Pinksterdag, na een welverdiende nachtrust op een echt heel eenvoudige camping – er is alleen een pomp voor water – en de wc is een put in de grond met een huisje erboven gaan we op weg naar Pemberton. We moeten nog wat boodschappen hebben voor de wildernis in trekken in de richting van Lillooet. In Pemberton drinken we Cariboo Mountains nabij Lillooet koffie bij een Zwitsers restaurant met lekkere koffie en onaardige Europeanen achter de bar. We versturen nog wat ansichtkaarten, doen de noodzakelijke boodschappen en gaan weer op pad. We gaan nu een gebied in met een heel eigen klimaat omdat de invloed van de zee hier vrijwel verdwenen is door de hoge bergen. Het is er altijd zonnig, prettig warm en er valt weinig regen. De natuur ziet er dan ook heel anders uit dan tijdens de eerdere etappes. Er staan Marble Lake heel weinig bomen en er is veel weiland dat zo te zien voortdurend besproeid wordt. Het levert fantastische vergezichten op zoals we die nog niet eerder zo zagen. De weg slingert zich eindeloos voort tussen de bergen en na iedere bocht is er weer een nieuw fantastisch uitzicht. Zo rond 1860 waren er ook veel op goud beluste goudzoekers in deze streek (de Cariboo Mountains) actief, het is niet bekend of er veel goud gevonden is. Lillooet is een klein plaatsje waar eigenlijk niet veel te beleven is, we tanken benzine en kopen wat frisdranken en een ijsje. We vergeten bijna de frisdrank mee te nemen maar gelukkig had de winkelman het voor ons bewaard. We gaan door naar onze geplande camping Marble Canyon. Het blijkt gewoon een stukje weg te zijn naast de doorgaande weg met alleen een pomp en een ‘huske’ met put in de grond. We staan vlak bij een meertje dat zo vlak is dat de bergen er in spiegelen. Omdat het meertje zo ondiep is kan er niet gezwommen worden terwijl de temperatuur juist zo aangenaam is. We nemen ruim de tijd om te genieten van de zon en een drankje. Het is een feest hier te staan, wat een rust en wat een mooie natuur. We koken en genieten op de pic-nic bank van een lekkere maaltijd. Het was een mooie dag.

29 mei Lillooet /Marble Canyon – Bridge Lake (169 km.)

Nadat we ons gewassen hebben in een emmer water – dat uit de pomp van de camping komt – gaan we op pad. Vandaag gaan we verder door deze mooie streek, waar ook enkele meren zijn, het plan is om bij één ervan onze ‘tent’ op te zetten. We bezoeken het stadje Clinton waar we een kopje koffie Het stadje Clinton drinken in een klein dorps cafeetje, waar op dat moment ook de plaatselijke bevolking koffiepauze heeft. We maken een rondwandeling door dit drie-straten stadje. Terwijl Emmie en Tjitske een kunstwinkeltje bezoeken horen we plotseling Frans Bauer uit een luid­spreker aan de overkant van de straat, echt heel onwerkelijk hier in de binnenlanden van Canada. We gaan verder en komen langs een plaatsje met de vreemde naam 70-Mile House, zo is er ook 100-Mile House en 150-Mile House, deze namen zijn ontstaan in de tijd van de goudkoorts rond 1860 en zijn zo gekozen omdat ze 70, 100 resp. 150 mijl van Lillooet liggen. Hertjes in de 'rimboe' Bij 70-Mile House gaan we Bonaparte Road in op weg naar Green Lake waar we zouden willen overnachten. We zijn er al snel en dus is er tijd voor een zwempartijtje – met maar één deelnemer – en voor een heerlijke pic-nic in de zon. Er worden wandelingen gemaakt, boeken uit de ‘kar’ gehaald enz. Na een paar uur besluiten we toch maar een camping verderop te zoeken, het wordt Bridge Lake. De weg erheen lijkt heel eenvoudig, maar op zeker moment hebben we een afslag gemist en komen we – op een zand/gravel pad - letterlijk door de rimboe. Wat weer mooie plaatjes oplevert van over­stekende hertjes. Na een uurtje spanning komen we een wegwijzer tegen die ons weer de goede weg wijst en zo bereiken we dan toch vlot het dorpje Bridge Lake. Er is zo te zien maar één winkel die ook benzine verkoopt, we doen wat boodschappen en er wordt op een ijsje getrakteerd dat we op het bankje voor de winkel lekker op eten. De campground met dezelfde naam als het dorpje bereiken we snel en ook hier moet betaald worden met een envelop. Omdat we er al ons kleingeld in stoppen past hij bijna niet door de gleuf van de kluis. Het

Green Lake

weer is onveranderd zonnig en dus zijn zwemmen, drinken, lezen, wandelen heerlijk ontspannend. We maken een gezellig praatje met een man uit Little Fort, amper 50 km verder, die hier geniet van zijn vrije tijd en veel houtsnijwerk maakt. Hij legt het me wel uit maar ik zou het niet kunnen namaken. Na een gezellige avond, we hebben nu een normaal spel speelkaarten, gaan we tevreden slapen na een mooie dag.

30 mei Bridge Lake - Clearwater (108 km.)

Van Bridge Lake naar Clearwater is maar een klein stukje en dus zijn we er snel. We Spahats Falls` besluiten om nu eens niet op een provinciale camping te gaan staan maar een commerciële. Deze camping biedt ons de mogelijkheid om de was te doen in een echte wasmachine en te drogen Zwembad op de camping in een was­droger. Joop en ik spannen een lijn zodat de was in de zon nog lekker kan nadrogen. Na de was gaan Emmie en Tjitske naar het zwembad – de één om te zonnen, de ander om er ook te zwemmen. Het is al na drieën als we besluiten nog even naar de Spahats waterval in het Wells Gray Park te gaan. Het is een waarachtig mooi schouwspel. In het hart van de waterval lijkt wel een Mariabeeld te staan. Ik denk even aan Peter die ziek thuis is, zouden we toch op een wondertje mogen rekenen? Na het aanschouwen van dit mooie natuurgeweld gaan we vlug weer terug naar Clearwater want we hebben nog boodschappen nodig. Het blijkt 2 minuten voor zes te zijn als we aankomen in de supermarkt. We mogen er gelukkig nog in en dus hebben we voldoende leeftocht voor vanavond. Omdat de drankenkast leeg is gaan we ook nog even naar de slijter maar helaas is die al dicht als we daar aankomen, dus vanavond een alcoholvrij feest. Na een enerverend spelletje kaart is ook deze dag tot een goed einde gebracht.

31 mei Clearwater - Wells Gray Park (70 km.)

Dawson Falls Vandaag gaan we het Wells Gray Park bezoeken. Het is een enorm groot park met heel veel prachtige wandelroutes en er zijn ook mogelijkheden om te gaan kanoën. We gaan voor de bezienswaardigheden, wandelen en kanoën, zit er even niet in. We gaan eerst de Moul Falls opzoeken. Dat kost wel wat moeite omdat we er naartoe moeten wandelen. We lopen eerst verkeerd omdat ’n grapjas met de bordjes heeft gerommeld. Maar toch na een half uur lopen vinden we deze grote en brede waterval. Je zou er achterlangs kunnen lopen maar het water aanbod is zo groot dat dat nu niet kan. Daarna gaan we naar de Green Mountain uitkijktoren. De weg er naar toe is smal en erg stijl maar de ‘kar’ trekt het toch wel en na een kwartiertje staan we boven. Het uitzicht is er fantastisch maar door de hoge lucht­vochtigheid Helmcken Falls kunnen we niet echt ver kijken, bovendien stikt het er van de steekmuggen en dus vertrekken we ‘een beetje snel’. We gaan nu voor het grote werk, de Dawson Falls en de Helmcken Falls. De Dawson Falls (foto links) is een heel brede maar lage waterval die ontzettend veel water moet verwerken. Onze beoogde camping de Pyramid Campground is niet ver van de Dawson Falls en dus besluiten we eerst een plaatsje te reserveren op onze camping. Na ons plaatsje vastgelegd te hebben gaan we op pad naar de Helmcken Falls. Deze waterval (foto rechts) is juist erg hoog en smal. Het wateraanbod is door het natte voorjaar en de hoge temperatuur van de laatste dagen erg Beer nabij onze camping Pyramid Ground groot en dus donderen de watervallen met groot geweld door hun bedding. Het is een mooi schouwspel. Onderweg naar de camping ‘lopen’ we een beer tegen het lijf die ons geen blik waardig keurt. ’s Avonds als we een stukje wandelen, vertellen wandelaars ons dat de beer nog steeds buiten de camping rondloopt en waarschuwen er toch vooral niet heen te gaan. We luisteren naar hun advies. Helaas hebben we nog steeds geen drank en dus wordt het vanavond alweer een alcoholvrij feest, maar dankzij ons kaartspel wordt het wel een gezellige avond.

1 juni Wells Gray Park - Mount Robson (293 km.)

Vandaag staan we iets vroeger op dan de laatste paar dagen omdat we een flinke etappe voor de boeg hebben. De weg is erg goed en dus schieten we snel op, we volgen voor een groot deel hetzelfde traject als de trein die – als we even koffie drinken op een Vergezicht op de Rocky Mountains parkeerplaats langs de weg – in volle omvang voorbij zien komen. Het zijn wel meer dan honderd wagons die achter de twee locomotieven hangen. Onderweg wordt het uitzicht steeds mooier, de bergen worden in hun volle omvang zichtbaar met nog veel besneeuwde toppen. Onderweg stoppen we voor de lunch in Valemount een plaats aan de voet van de Rocky Mountains. Het Visitor Information Center geeft ons een aantal tips van bezienswaardigheden in dit toch kleine plaatsje. Zelf vinden we de slijter en de groenteboer heel belangrijk maar ook het historische museum in het voormalige station van Valemount is echt een bezoekje waard. De 'gereedschappen' waren om dieren te vangen, Het oude station in Valemount aardige dames wijzen ons een beetje de weg, doen zelfs de verlichting aan zodat we wat zien van de oude voorwerpen en foto’s. Het zijn vooral gebruiksvoorwerpen van zo rond 1850 tot 1900. Wat leefde men eenvoudig toen. Ook zijn er wat foto’s van enkele bekende personen uit die tijd, voornamelijk trappers. Met schrik bedenk ik mij dat trappers dus gewoon vallen­zetters Dan zie ik ook de vallen die ze gebruikten om beren, vossen, wol­ven enz. te vangen voor­namelijk om de vacht, het zijn allemaal vallen (eigen­lijk klemmen) die het dier niet Mount Robson doden maar vasthouden tot de trapper komt om het dier af te slachten. Verschrikkelijke tijden zijn dat geweest en erger voor de dieren dan voor de mensen. Bah. Nadat we getankt hebben gaan we verder naar Mount Robson. De naam staat voor zowel de berg, het park als de camping. Maar natuurlijk is de berg veruit het meest indrukwekkende wat we tot nu toe gezien hebben. Wat een majestueus gezicht, wat een brok steen, wat een hoogte om stil van te worden. Met 3954 meter de hoogste berg van de Rocky Mountains. Als we dichterbij komen neemt het effect van de gigantische omvang alleen nog maar toe maar wordt het tegelijk lastiger de kolos goed op een foto te krijgen. We gaan naar onze camping en zoeken een leuk plaatsje met zon en aan de rivier. Dat lukt en na het eten gaan we nog even er op uit voor een avondwandeling langs de rivier verderop. Dat valt een beetje tegen maar och, met een zodanige berg kan deze dag niet meer kapot. Wel te rusten.

2 juni Mount Robson - Jasper (115 km.)

Mount Robson Vandaag een kleine etappe, maar wel naar het toeristische hart van de Rocky Mountains: Jasper. Onderweg komen we nog langs een fantastisch mooi meer dat de bergen in de omtrek schitterend Jasper Tramway weerspiegeld en ook moeten we ons horloge een uur terugzetten omdat Jasper in Alberta ligt en in een andere tijdzone. Jasper staat op nummer twee van de door toeristen meest gewaardeerde steden na Montreal. We zijn snel in Jasper en gaan direct een plaatsje zoeken op Whistler’s camping. Deze camping heeft meer dan 800 plaatsen en is zelfs op Google Earth te zien. We krijgen plaats 65K toegewezen, dat is bijna helemaal achteraan en ongeveer twee kilometer van het was/douche lokaal. Het blijkt dat er een Elk (een hert van bijna 1.80 meter hoog) op ons plaatsje zit. Omdat het kalfseizoen is vragen we om een ander plaatsje, dichter bij het was lokaal, dat lukt en even later zitten we aan onze lunch. We besluiten om vanmiddag met de kabelbaan – Tramway genaamd – naar boven te gaan naar Whistler’s Mountain op 2277 m. Omdat Joop hoogtevrees heeft blijft hij achter met een biertje en een boek. Als we na Spelen in de sneeuw zeven minuten boven zijn kan het genieten beginnen, wat een fraai en wijds vergezicht. Je kunt zelfs – door het mooie weer – Mount Robson zien, ruim 70 kilometer verder (Van Zwolle tot Arnhem). Het is puur genieten van de sneeuw, de zon, het zicht op Jasper en de Rocky Mountains. We wandelen naar boven, Emmie haakt als eerste af, het is toch wel erg stijl. Als we bijna boven zijn blijkt dat je nog veel verder kunt wandelen maar dan moet je wel door de sneeuw ‘klimmen’. Tjitske gaat alleen verder, ze wil naar de top. Op de terugreis maken we nog een mooi kiekje bij een sneeuwpop. Dat kun je je toch niet voorstellen in juni. Na een snelle afdaling met de kabelbaan en een lekker ijsje gaan we naar de camping om ons om te kleden, we gaan vanavond uit eten. Het wordt een etentje bij Smitty’s Family Restaurant. Ze hebben zelfs senior menu’s – met wat kleinere porties – net iets voor ons. Het bevalt uitstekend en na een prima maaltijd verkennen we de stad. Natuurlijk worden er flinke inkopen gedaan voor Rasiel en voor Joop een soort vest. We nemen voor nu afscheid van de stad en gaan met de kar naar ons kampeerplaatsje. Welterusten. Morgen mogen we uitslapen.

3 juni Jasper (45 km in Jasper en omgeving).

Vandaag blijven we in Jasper en omgeving, het eerste doel van vandaag is de Maligne Canyon, maar eerst moeten er nog wat boodschappen gedaan want bijna alles is op. Na zo’n drie kwartier kunnen we op pad naar de Canyon. We zijn er sneller dan verwacht en dus eerst een Pyramid Lake kopje koffie. We wilden gaan voor het restaurant bij de Maligne Canyon maar daar worden net drie bussen met toeristen ‘geleegd’ en dus zetten we zelf maar even koffie, zo gebeurd in zo’n complete kar. We doen de wandelschoenen aan want het is natuurlijk wel rots waarop we gaan lopen. Over de Maligne Canyon Het fraaie stadje Jasper worden veel mooie dingen gezegd in brochures, boeken en op internet maar het is allemaal waar. Wat een enorm spektakel zoals dat water door die heel nauwe rotsopeningen raast en hoe al dat water die ‘bowls’ heeft gemaakt ongelooflijk mooi. Een bowl is een ronde verticale uitholling meestal in de vorm van een bijenkorf. Het blijft indruk­wekkend, hoe ver we ook lopen, dan na ongeveer drie kilometer vinden we het wel genoeg, de canyon is hier overgegaan in een gewone rivier en dus tijd om terug te gaan. Als we terug zijn bij onze kar is het eerst tijd voor een hapje en daarna gaat de reis naar Pyramid Lake (op 1170 m hoogte), dat even buiten Jasper ligt (op 1070 m hoogte). In het meer ligt hoger dan de stad en in het meer ligt een klein eiland waar we de tijd nemen om van de natuur en het mooie weer te genieten. Er wordt ook – door één persoon – gezwommen, het water is werkelijk heerlijk. Na een uurtje wordt het tijd om weer naar Jasper te gaan, nog even door het mooie stadje te lopen, nog even een boodschapje en dan naar de camping. Het was weer een onvergetelijke dag.

4 juni Jasper - Field (265 km).

Vandaag staat de Icefield Parkway op het programma, een alom geroemde route door de Rocky Mountains met zoveel bezienswaardigheden dat we besluiten om vroeger dan normaal op te staan. We nemen zelfs geen tijd om benzine

De Rocky Mountains

te kopen maar gaan gelijk op pad om niks te hoeven missen. Het duurt maar even en de eerste bezienswaardigheid kondigt zich al aan een wijds en groots vergezicht op de bergen. Slechts een paar minuten verder de Athabasca Falls. Door de recente regenval en het warme weer van de laatste dagen is er veel meer water dan normaal en met een donderend geweld stort het zich over de rotsen naar beneden. Wat een woestheid. Er wordt een bus toeristen geleegd bij dit natuurmonument en na een klein kwartiertje gaan we weer verder maar niet nadat we eerst even koffie hebben gedronken. De kilometers gaan snel want de weg is prima en dat is voor onze kar – met zijn lichte vering - wel een verademing. Maar we stoppen erg vaak omdat de schoonheid van de met sneeuw bedekte bergen dat iedere keer weer vraagt. Elk uitzicht is weer anders en we schieten er lustig op los – met de camera natuurlijk. Onderweg naar de Sunwapta Falls Athabasca Falls Sunwapta Falls komen we nog een berggeit tegen die ondanks de toe­gestroomde menigte zich maar niet wil omdraaien en ons alleen maar zijn achterkant laat zien. De Sunwapta Falls (rechts) zijn echt uniek en weer totaal verschillend van de Athabasca Falls (links). Ook hier zijn heel wat mensen gestopt om een kiekje te maken en om ‘samen’ met de waterval op de foto te komen. Het Is maar wat je mooi vind. Ook hier blijven we niet al te lang want de route biedt nog veel meer verrassingen die we niet willen missen. We gaan nu op weg naar de grote Athabasca Gletsjer ook wel Columbia Icefield genoemd. Het is hier een drukte van belang, vele tientallen auto’s en campers staan geparkeerd en de mensen genieten van de zon of van een hapje in het bezoekerscentrum annex restaurant. We gebruiken hier de lunch voordat we de gletsjer van dichtbij gaan bekijken. Het is een ware belevenis zo in de sneeuw in juni en zulk mooi weer. Er is een parkeer plaats vlak bij de gletsjer waar we naartoe rijden. Wat opvalt zijn de vele bordjes die aangeven tot hoever de gletsjer reikte in 1905, 1920, 1940 enz. We kunnen gerust zeggen dat het terugtrekken van de gletsjer al vele jaren aan de De Athabasca Gletsjer gang is, hooguit gaat het nu sneller – maar dat kunnen we niet goed vaststellen. Op de gletsjer staan vele bordjes die uitleggen hoe de gletsjer ontstaat maar ook hoe gevaarlijk het is op een gletsjer, de laatste tien jaar zijn Prachtige plaatjes in de Rockies drie dodelijke ongelukken gebeurd. Maar het onbekende trekt altijd en dus stappen we ook onver­vaard op de Athabasca Glacier. Het is er koud en toch ook weer niet, de wind is koud maar de zon maakt het warm, een vreemde gewaar­wording. Joop en Tjitske lopen nog wat verder de gletsjer op om een betere foto te kunnen maken voor het thuisfront. Wat ons verbaast is dat veel mensen in dunne shirtjes op slippers de gletsjer op gaan, onverstandig denken wij maar ja.. Het was een onvergetelijke ervaring zo op een gletsjer te lopen. Maar onze planning roept en dus gaan we verder. Maar amper tien minuten later staan we alweer stil bij een nieuw schouwspel. Het volgende is de zg. Weeping Wall, het is een steile rots waarbij het lijkt alsof die huilt omdat er overal water uit de berg schijnt te komen. Of dat echt zo is is lastig vast te stellen maar het ook zijn dat het water dat vanaf de top omlaag stort zich over een smalle richel verplaatst om vandaar weer verder omlaag te vallen. Na de nodige foto’s van dit ‘huilen’ gaan wij met goede moed weer De Weeping Wall verder. De bergen schieten links en rechts aan ons voorbij, meestal met dikke lagen sneeuw getooid, de vergezichten dienen zich na elke wending in de weg weer aan en we maken vele foto’s maar misschien net weer niet genoeg. Een groot meer waar we langs rijden is nog gedeeltelijk met ijs bedekt, het is toch al juni. Na nog een kwartiertje rijden komen we bij een parkeerplaats waar nog een flinke laag sneeuw ligt, toch parkeren we de kar en gaan als echte poolreizigers door de sneeuw baggeren op weg naar de laatste beziens Het blauwe meer waardigheid van deze dag: het blauwe meer. We vinden het gemakkelijk en de hinder door de sneeuw viel nogal mee. Het is opnieuw een heel bijzonder natuurverschijnsel. Men zegt dat de blauwe kleur ontstaat doordat de in het water aanwezige deeltjes van een verschillend soortelijk gewicht zijn en daardoor de blauwe kleur versterken. Het wordt al later en dus gaan we verder naar Field waar we op de camping willen overnachten. Het is toch nog een flink eind rijden en het weer lijkt ook te veranderen. We moeten over de ‘Kicking Horse Pass’ (1627 m) die zo genoemd is door James Hector die daar geschopt werd door zijn paard terwijl hij bezig was een route te onderzoeken voor de trein. Het spoor loopt sinds 1909 door twee De spiraaltunenls spiraal tunnels die nodig waren om het aantal ongelukken op het steile traject (4,5%) terug te brengen (nu 2,25%). Als we daar aankomen, zien we nog net een trein die door de tunnels omlaag gaat. Het is een mooi schouwspel en het geeft aan dat men in 1909 ook al heel wat mans was ondanks de eenvoudige middelen van toen. Als we eindelijk op de camping staan is het weer volop zon en dus eten we op de pic-nic bank. De vreugde is helaas van korte duur want we zijn nog niet aan het toetje begonnen of donkere wolken pakken zich samen en vijf minuten later regent het met bakken uit de hemel. Maar wat geeft een camper dan een vreugde: droog, warm, alles voldoende aan boord ook genieten… Wat de vreugde een beetje verminderd is het feit dat vlak langs de camping een spoorlijn loopt. Niet zo erg zou je denken maar het blijkt dat er elk uur zo’n zes treinen langs komen dus van slapen komt niet erg veel terecht of komt dat nou door de opwinding over de mooie dag die we gehad hebben…wie zal het zeggen. Wel te rusten.

5 juni Field - Revelstoke (239 km).

Emerald Lake We waren van plan om twee dagen in Field te blijven en het Yoho Nationaal Park dan uitgebreid te bezoeken maar er zijn twee dingen die ons er vanaf houden: de treinen en de begaanbaarheid. Het blijkt dat door de vele sneeuw en regenval de wegen in het park onbegaanbaar zijn en er dus niets te beleven is. Alleen de weg naar het Emerald Lake is wel open, dus gaan we dat eerst bezoeken. Ook hier wordt het ons heel erg duidelijk dat er veel water gevallen is, er liggen zelfs zandzakken om er voor te zorgen dat het water uit het bos niet de weg op stroomt. Wat een natuurgeweld is er waar je gewoon geen weet van hebt. Het Emerald Lake is erg mooi en doet ons een beetje denken aan het blauwe meer dat we gisteren gezien hebben. Het is echt wel een toeristische trek­pleister want bussen vol met toeristen worden er geleegd. De souvenirwinkel en het restaurant lijken goede zaken te doen – ofschoon het is vaak kijken, kijken, niet kopen. Het doel van vandaag is Revelstoke, maar eens zien wat daar te beleven is. We gaan even boodschappen doen in het kleine plaatsje Golden, dat niet bekend is vanwege gevonden goud maar vanwege de houtindustrie. We willen een wandeling maken door het dorpje maar het begint al snel te regenen en dus vervolgen we onze weg naar Revelstoke. We komen ook over de Rogers Pass (1382 m), genoemd naar Majoor Rogers die een goede weg voor de trein wist te vinden door de Selkirk Mountains. Het Rogers Pass bezoekers centrum kunnen we niet overslaan, tijd voor een kijkje in een verleden tijd en een filmpje over de actieve bestrijding van lawines. In het naast gelegen Best Western Hotel en restaurant nemen we een kopje koffie en maken kennis met een vriendelijke mevrouw uit Nederland die in het hotel werkt. Onderweg Geweldig grote Douglas Pines naar Revelstoke komen we bij een parkeer­plaats waar een korte thema-wandeling is van een paar honderd meter door een stukje bos van vele honderden jaren oud met Douglas Pine bomen met een diameter van meer dan een meter. Het is een leerzaam maar vooral erg kort rondje. We komen nu aan in Revelstoke en willen een camping met een wasmachine en droger omdat er weer een stapeltje was ligt. We gaan daarom eerst naar het ‘Visitor Information Centre’ in de stad. De vriendelijke mevrouw helpt ons enorm en na een rondje door de stad gaan we naar onze camping. De camping ligt aan een klein meertje. We proberen eerst of we aan het meertje kunnen staan maar dat lukt niet en dus staan we ‘boven’ maar wel op een mooi en vlak plaatsje. We zetten de wasmachine aan het werk, drinken een drankje, koken een lekkere maaltijd, hangen de was te drogen en genieten van een gezellige avond. Omdat we maar één nacht in Field gebleven zijn hebben we een dag ‘over’ en dus besluiten we om twee nachten in Revelstoke te blijven.

6 juni Revelstoke (27 km).

Het leuke stadje Revelstoke Vandaag gaan we Revelstoke eens van dichtbij bekijken, op het programma staat een rondleiding door de waterkrachtcentrale en een bezoek aan het spoorweg museum. Na een kwartiertje Het spoorweg museum in Revelstoke rijden komen we bij de waterkrachtcentrale waar we – zo blijkt later – op het dak ervan parkeren. Op de begane grond is een soort thema centrum waar van alles uitgelegd wordt over energie, de ontwikkeling en bouw van de stuwdam en de cen­trale. Heel leer­zaam. We krijgen ook een rond­leiding door de stuwdam met een uitzicht vanaf de stuwdam. Helaas mogen we er geen foto’s maken dus beste lezers, pech… We gaan terug naar de stad en ergens een klein hapje eten in een soort koffie/ontbijt restaurant. Het ziet er niet alleen gezellig uit, het hapje is ook prima. We lopen nog even door de stad. Het stadje is echt wel leuk, meer dan andere stadjes waar we eerder waren. We nemen een paar kiekjes en gaan dan naar het spoorweg museum. We melden ons aan als senior en dus krijgen we een kleine korting van 1 dollar. Het museum slokt onze hele middag op het is wel de moeite waard. Door de grootte van de dingen blijkt het ook hier moeilijk iets goed op foto te krijgen. Na onze leerzame momenten sluiten we de dag af met een bezoek aan een gezellige bar, leuk ingericht, vlotte bediening, een lekker wijntje wat wil je nog meer. We bespreken de mogelijkheden van een aantal alternatieven die we morgen hebben in de route en dan is het ‘einde van de dag’.

7 juni Revelstoke - Nelson (291 km).

Het Upper Arrow Lake Vandaag is een camping nabij Nelson ons einddoel. Maar voordat het zover is hebben we nog een mooie en lange route te gaan. We volgen Hwy 23 en steken het Upper Arrow Lake over bij Shelter Bay. Een fraaie beverdam We ontmoeten hier een Fries, herkenbaar aan het Friese vlaggetje op zijn auto. Omdat we toch moeten wachten op de veerboot, stappen we uit en maken een praatje, het is erg gezellig. De overtocht duurt bijna een half uur en dus hebben we voldoende tijd voor het maken van kiekjes van een mistige overtocht en vergezichten met bergen waarboven veel damp en een bewolkte lucht. Het feit dat er geen zon is maakt de plaatjes eigenlijk nog spannender, zelfs mysterieus. In Nakusp maken we even een stadswandeling, doen wat boodschappen en maken een lunch. We willen nu via New Denver naar Kaslo waar een oude raderboot ligt die als museum ingericht is. Het weer blijft regenachtig maar de natuur lijkt er wel groener door te worden. We De oude raderboot in Kaslo komen langs kleine meertjes, woest kolkende beken en langs een oude mijnschacht. In een meertje is zelfs een beverdam gebouwd (foto links), heel interessant. Dan zijn we in Kaslo, het zoeken naar de museumboot levert geen problemen op, we kopen een kaartje en ‘herbeleven’ de oude tijden waarin deze boot dienst deed. De radarboot “Moyie’ vervoerde letterlijk van alles, hout, auto’s, paarden, hooi, levens­middelen, enz. en had aparte ruimten voor dames en heren en had ook een aantal hutten met bed. Er was zelfs een klein restaurant. De boot werd in dienst genomen in 1898 en in 1959 uit de vaart genomen en door vrijwilligers Fraaie bouwstijl in Nelson gerestaureerd. Na de ‘boottocht’ haalden we een kopje koffie in een klein restaurantje op de hoek waar we vooral welkom geheten werden door een daar aanwezige Nederlander die als vijfjarige in 1952 met zijn familie geëmigreerd was. Verrassend was dat hij meende dat in Nederland de enige koffie ‘koffie verkeerd’ was. We hebben hem toch maar uit de droom geholpen. De tijd dringt en dus gaan we ‘vol gas’ naar de beoogde camping zo’n 20 kilometer voor Nelson. Nadat we hier een plaatsje ‘gereserveerd’ hebben gaan we verder naar Nelson, en dan is 20 kilometer plotseling toch nog een heel eind. We vinden de Visitor Information gemakkelijk en snel en mogen er zelfs parkeren als we de stad in Een kijkje in de stad Nelson gaan. De stad is zowel een teleur­stelling als een feest. We hadden uit boeken en brochures de indruk gekregen dat het een gerestaureerd ‘settlers’ stadje was met veel oude historische gebouwen van hout enz. Maar ze zijn hier juist erg trots op hun stenen gebouwen want die zijn er niet zo veel en vandaar dit interessante misverstand. We lopen drie keer door ‘Bakerstreet’ en omdat de tijd gewoon doorloopt besluiten we om vanavond uit eten te gaan in een hamburger restaurant, een duur woord voor Mac Donalds enz. Het wordt de Hoog water op onze camping plaatselijke A&W waar de hamburger prima smaakt maar van de patat hebben we vier uur later nog last. Het is al bijna donker als we op de camping arriveren maar er is nog tijd voor een korte wandeling om de camping te bekijken en de patat te laten zakken. Ook hier blijkt wat een fraai natuurschoon met welk een overvloed aan water op dit moment want het water staat tot ver op de speelweide van de camping. De bomen staan met de voeten flink in het water en we moeten omlopen voor we een pic-nic bank kunnen bereiken. Het uitzicht is er fenomenaal, op dat bankje kun je wel blijven wonen, zo mooi, zo ver en zo wijds. Het wordt snel donker en dus zoeken we onze kar weer op. Het wordt nog een gezellige kaartavond en dan is het goed rusten na zo’n lange dag.

8 juni Nelson - Osoyoos (300 km).

We wisten van te voren niet dat het zo’n lange maar ook zo’n mooie route zou worden. We gaan snel door Nelson heen, De weg door de vallei nabij Castelegar de gedachte aan patat gaat even door ons hoofd, op weg naar Osoyoos, wat Indiaans schijnt te zijn voor ‘oh wat mooi’. We moeten wel een flinke etappe maken omdat we kar al over drie dagen moeten inleveren en Vancouver nog een heel eind is. Onze indruk dat we nu vlakke etappes zouden krijgen wordt onmiddellijk afgestraft. Het blijven bergen die ons uitzicht bepalen, soms tot vreugde soms tot verdriet als we 50 kilometer alleen maar bomen zien, waartussen wel veel weilanden waarin vooral paarden lopen en slechts hier en daar een koe. Het weer klaart langzaam op en het wordt zelfs warm. In Castelegar stoppen even om de plaatselijke bezienswaardigheden te bezoeken maar niet nadat we eerst koffie hebben gehad. Er zijn een paar musea die niet direct onze interesse wekken en een eilandje in de Columbia rivier het Zuckerberg Island Heritage Park. Alexander Zuckerburg kwam uit Rusland om de kinderen van de Doukhobor te onderwijzen, hij was schrijver en pacifist. Na de lunch – ergens langs de weg – gaan we verder richting Grand Forks. In Grand Forks stoppen we weer, het is een leuker dorpje dan Castelegar en na een korte wandeling door deze stad is het tijd voor een kopje koffie of thee naar ieders keus in een leuk restaurantje. De tijd dringt en we gaan weer snel op pad, door een wat frisser ogende natuur met wat wijdere vergezichten. Opnieuw moeten we een berg over en dan is er plotseling uitzicht

Gezicht op Osoyoos

op Osoyoos, dat volledig rond een soort meer gebouwd is. En in het midden van het meer is een soort landtong en dat is onze camping – als hij niet vol is. Maar de camping is vol en niet vol tegelijk, er is geen plaats op het terrein maar we mogen wel op het parkeerterrein staan en dus doen we dat met veel plezier want wie wil er niet een eigen strand op drie meter afstand van keuken en bed. Er wordt weer gezwommen – maar slechts door één persoon. We ‘dineren’ op een pic-nic bank met uitzicht over het meer in een heerlijke temperatuur met een heerlijk wijntje c.q. biertje. We zitten tot laat buiten en maken een paar geweldige mooie foto’s van het stadje spiegelend in het vlakke water van het meer. Maar ook nu dient zich het einde van deze dag aan. Welterusten.

9 juni Osoyoos - Manning Park (197 km).

Osoyoos bij nacht Het was erg gezellig gisteravond maar nu slaat de werke­lijk­heid weer toe, we kamperen op een parkeerplaats, dus wordt het improviseren met wassen. De dames gaan naar de badkleedhokjes, Frans neemt een ‘zwem’-bad en Joop pakt een teiltje. Zo nu is iedereen weer De vruchtbomen nabij Osoyoos fris, want er wacht weer een drukke etappe. Via Keremeos en Princeton gaan we naar het Manning Park om daar te over­nachten. Deze streek is vooral bekend van de fruit­cultuur, hier schijnt bijna al het fruit voor BC aan de bomen te hangen. We stoppen in deze plaatsen maar kort, er is niet veel te zien in de stadjes, de natuur er omheen is mooier dan de stadjes. In Princeton is de Visitor Information helaas gesloten maar de parkeerplek biedt een ideale plak om even te lunchen. Na een ritje met wat weg­werk­zaamheden komen we aan in het Manning Park. We zoeken snel een plaatsje en lunchen uitgebreid. Maar na een tijdje Fraaie vallei nabij Keremeos vragen we ons af of er op een andere campground van het Manning Park niet een beter plaatsje te vinden is. Dus wordt de kar weer gestart en gaan we naar Coldspring. Op deze campground zijn ook douches, heerlijk. Joop maakt van de gelegenheid gebruik om al zijn haardhout op te stoken, het zit gezellig rond het vuurtje tot het begint te regenen, dus na een tijdje besluiten we om een spelletje kaart te gaan doen en zo eindigt deze dag weer heel gezellig.

10 juni Manning Park - Cultus Lake (185 km).

Vandaag de laatste vakantie etappe in BC, morgen gaan we de camper weer inleveren en dan zit de rondrit erop. In de oorspronkelijke planning wilden we in één dag van Manning Park naar Vancouver/Delta rijden maar dat is toch te ver omdat we de kar voor elf uur ’s morgens moeten inleveren. We hebben daarom het schema wat verandert en overnachten dus Fraaie hout sculpturen in Hope in Cultus Lake op de camping. Onderweg steken we aan in Hope dat een leuk stadje blijkt te zijn. Ooit werd hier de ‘Rambo, First Blood’ met Sylvester Stallone opgenomen – en daar zijn ze in Hope wel trots op. Er zijn meerdere beziens­waardig­heden zoals de hout­sculpturen en de Othello Quintette tunnels. Maar we beginnen met een kopje koffie in een gezellig restaurantje. Als we de route langs de sculpturen gaan lopen begint het wat te regenen maar het weerhoudt ons niet de route af te maken, op het moment dat de De spoorwegtunnels nabij Hope regen even met bakken uit de hemel valt is daar net een kleine galerie met leuke schilderijen, erg interessant en lekker droog. Na deze ‘kunst route’ zijn de Othello tunnels aan de beurt, die liggen echter ongeveer 7 kilometer buiten de stad en dus karren maar. Omdat het regent zijn de tunnels een ideaal uitstapje. De tunnels zijn gebouwd tussen 1911 en 1916 als het laatste deel van de zg. Kettle Vallay spoorweg. Het zijn eigenlijk vijf tunnels, waarvan de eerste de grootste is. De Coquihalla rivier slingert tussen de rotsen door onder de tunnels. Na het bezoekje aan de tunnels gaan we verder richting Cultus Lake. We volgen de Hwy 1 en moeten bij Chilliwack er af, maar nemen één afslag te laat, niet getreurd we komen daardoor precies bij de Visitor Information langs dus vragen we even hoe we precies moeten rijden. Echter het is zondag en dus.... gesloten. Na wat zoeken en verkeerd rijden komen we dan uiteindelijk bij de Campground . Het is een heel mooie camping aan een meer en prachtig tussen het bos. Helaas is het zulk slecht weer geworden dat we eigenlijk niet kunnen genieten van al dit moois. Het wordt dus lekker lezen, een drankje op tafel, een hapje erbij en zo wordt het nog een gezellige avond.

11 juni Cultus Lake - Vancouver (106 km).

We gaan redelijk vroeg op pad want we willen niet te laat zijn en weten natuurlijk niet hoe druk het is onderweg naar en in Vancouver. Toch bereiken we onze kar leverancier Faserway ruim op tijd, met lege afval tanks en met volle benzine tanks. We zijn wel een keertje mis gereden maar gelukkig was er opnieuw een vriendelijke mevrouw die ons de weg wees. Nadat we kar ingeleverd is brengt een vriendelijke Fraserway taximan ons weer naar ons hotel. We hebben nog ruim tijd om het hart van Vancouver te bekijken. Nog een hele middag en avond voor de boeg. We lopen langs het strand en maken een flinke wandeling tot aan het Stanley Park, vandaar via Denman street naar Robson street en tenslotte weer terug naar ons Hotel. In Denman street is het tijd voor een heerlijk kopje koffie en onderweg doen we nog wat boodschappen. ’s Avonds maken we gedrieën (Emmie heeft hoofdpijn) nog een lange avondwandeling door het uitgaanscentrum bij ons hotel in de buurt. Onze indruk is wisselend, het is gezellig maar er is ook veel verval en toch meer zwervers dan we gedacht hadden. We gaan niet te laat terug want morgen moeten we vroeg weer op om op tijd op het vliegveld te zijn. Ja, vakantie houden is hard werk. Welterusten.
De Burrardstreet Bridge Het Inukshuk monument in Vancouver
Burrardstreet Bride (links)
Inukshuk monument in Vancouver(rechts)
Het strand in Vancouver Een klein Inukshuk Monument Het strand in Vancouver (links)
Kleine toeristen Inukshuk (rechts)

Een Inukshuk monument is historisch gezien een markeringssteen die door de Inuit – ook wel Eskimovolk genoemd – geplaatst werd op de sneeuwsteppe om aan te geven dat men daar al eerder was geweest. Een soort wegwijzer maar dan zonder weg. In Canada is het onderhand een rage – in trendy taal een trend – om dit soort stapeltjes van stenen overal achter te laten als een soort van groet.

12 juni Vancouver - Halifax.

We hadden met de auto kunnen gaan (5900 kilometer oftwel 60 uur optimst), we gaan gewoon vliegen maar dan nog ben je een hele dag kwijt: er is vier uur tijdsverschil en het is zes en een half uur vliegen via Toronto. Dus als je om 9 uur vertrekt en in Toronto twee uur moeten wachten dan kom je dus om 10 uur ’s avonds aan. Dan wacht je netjes op je bagage, neem een taxi en dan ben om elf uur in je hotelkamer en dan ben je toch moe. Maar vast niet zo moe als zou zijn na 6000 kilometer autorijden.

13 juni Halifax - Porters Lake (129 km).

We staan vroeg op, we willen snel Fraserway bellen om ons af te halen, we willen vroeg ontbijten, we willen snel snel snel……maar Fraserway heeft pas om half tien tijd om ons op te halen. Joop en ik gaan dus eerst maar even naar de Visitor Information van Halifax. De vuurtoren op Peggy's Cove Eindelijk half elf komt de taxi-man en daarna gaat alles snel. Om twaalf uur zijn we al volop aan het boodschappen doen in een supermarkt van Bedford. Om half één een heerlijk vers ontbijt en daarna Nova Scotia we komen er aan. Het gaat al snel richting toeristische trekpleister nummer één van Nova Scotia: Peggy’s Cove. Het is nog altijd die – niet echt bijzondere vuurtoren op een rots die toch iedere bezoeker blijkt te trekken en ook ons. Het pitoreske dorpje Peggy's Cove Eigenlijk is het dorpje een veel kleurrijker geheel met zijn vele vissersbootjes, steigers, gebouwen en huisjes. Ofschoon het een toeristisch geheel is, is het op deze dag toch erg rustig, in het restaurant kunnen we heel gemakkelijk een plaatsje vinden en de bussen zijn allemaal net weg. Na een uurtje wandelen over de rotsen en de vuurtoren van alle kanten bekeken, het water van de zee meerdere keren geobserveerd en tientallen foto’s gemaakt, gaan we weer naar de kar, op weg naar Porters Lake waar we willen overnachten. Er zijn twee opties, het advies van de man van de Visitor Information: ga om Halifax heen het is erg druk zeker in het spitsuur of gewoon dwars door Halifax. We kiezen om tijd redenen voor de laatste optie, het is inderdaad druk maar we slagen er zonder noemenswaardige problemen in om de weg naar Porters Lake te bereiken. Het is een klein uurtje later als we in onze kar aan een drankje zitten, het is net te koud om buiten te zitten maar het is wel droog. Er is er eentje die gaat zwemmen en daarna hebben we een gezellige kaartavond na een lange en drukke dag.

14 juni Porters Lake - Sherbrooke (190 km).

Vandaag hebben we een flinke etappe voor de boeg over een route met niet al te beste wegen. We volgen de zg. Marine Drive. We hebben een paar leuke stops onderweg en de eindbestemming was Salsman Prov. Park maar we hebben net De kust in het Salsman Prov. Park gehoord dat die pas vrijdag open gaat, we besluiten om in Sherbrooke te over­nachten. De eerste stop is Taylor Head Park, een prachtig woest stuk natuur waar zo ver als mogelijk met de kar in rijden, die parkeren en dan te voet verder gaan. Het weer laat ons een beetje in de steek maar door de stevige wind zijn de golven van de Atlantische Oceaan hoog en spectaculair. We maken een flinke wandeling langs de kuststrook, over het strand en een stukje door bos. Omdat we best een vol programma hebben vandaag keren we weer om een vervolgen onze route. Een Het leuke en herkenbare museumdorp Sherbrooke Village mooi aspect van deze route zijn de plaatsnamen die allemaal op ‘Habour’ eindigen. Zo zijn daar: Ship Harbour, Little Harbour, Spry Harbour, Sheet Harbour, Indian Harbour, Isaacs Harbour enz. De tweede stop is Sheet Harbour, waar we de restanten van een papierpulp molen bekijken. Deze op waterkracht werkende molen is nog lang gebruikt maar uiteindelijk toch verdwenen, wat is overgebleven is de enorme watermassa en de betonnen kanalen waardoor het water geleid werd. Naar de delen van de molen. Ook hier is het al niet anders dan in BC, er is ontzettend veel water dat zich met een donderend geweld door de Het pitoreske museumdorp Sherbrooke Village openingen perst en geweldig uitstroomt naar de baai. We vervolgen onze route naar Sherbrooke Village, een museumdorp nabij Sherbrooke. Het is al drie uur als we daar aankomen te laat om het hele dorp goed te bekijken, dus moeten we onze tijd per gebouw beperken. Toch lukt het ons om bijna alle gebouwen voor sluitingstijd te bezoeken. Het mooie aan dit museum­dorp is dat in elk gebouw één of meer Onze camper bij zonsondergang personen aanwezig zijn die - in klederdracht uit 1860 – uitleg geven aan de bezoekers en dat ook nog met zoveel plezier doen dat het echt leuk is. We krijgen uitleg in de printshop, de winkel, de gevangenis enz. Helaas zijn we net te laat voor de kerk en de school want het is vijf uur en dus gaan de deuren op slot en de mede­werkers naar huis. We hebben een drukke dag gehad en gaan op zoek naar de camping van Sherbrooke. Deze is op maar vijf minuten van het museum en vinden het al snel, er is een wasmachine, droger en nieuwe douches. We staan aan de rand van een meer terwijl de zon aan de overkant ondergaat, wat een heerlijk gezicht. Met een heerlijk wijntje bij het eten besluiten we de dag.

15 juni Sherbrooke - Baddeck (216 km).

De Canso Causeway naar Cape Breton Island Veerpont nabij Baddeck Ook vandaag weer een flinke etappe, we moeten nl. rijden via Antigonish. Het alternatief is rijden verder rijden langs de kustlijn, die echt prachtig is met al zijn woeste natuur, rotsen uit de zee en rollende golven maar ‘meer van hetzelfde’. Het doel is Cape Breton Island en dat zou langs de kustroute heel veel tijd kosten. Vanaf Sherbrooke Village naar Antigonish is al bijna 60 km. Want je moet het eiland ‘oversteken’. Er zijn onderweg ook nog flink wat wegwerkzaamheden en dus schieten we niet snel op. In Antigonish is het eerst tijd voor een kopje koffie en wat boodschappen en daarna gaan we verder naar de enige plaats waar je de Straat van Canso kunt oversteken, de Canso Causeway bij Port Hastings. Deze verbinding van Nova Scotia met Cape Breton Island is in 1955 gebouwd en bestaat voor een groot deel uit een pier en daarna een brug. We stoppen hier even bij het Visitor Information Center een nemen de tijd voor een lunch. Daarna gaan we snel weer verder want Baddeck is nog ver. De route is prachtig, de vergezichten afgewisseld met stukken vlak langs St. Patricks Channel – een heel lange smalle zee straat die in verbinding staat met Het stadje Baddeck de Atlantische oceaan. Op meerdere plaatsen zijn er veerboten om aan de overkant te komen, altijd leuk een dergelijk tripje. De reis gaat verder en we nemen een mooie camping een paar kilometer voor Baddeck. Er is een zwembad, mooie douches, zelfs een restaurant. We nemen een mooi vlak plaatsje niet te ver van de wasruimte. Daarna is het echt tijd voor een bezoekje aan Baddeck. Ofschoon het stadje niet erg groot is, is er veel pleziervaart, we zijn net te laat voor een zeiltochtje over de zee en de volgende is pas morgen, da’s nou jammer. We wandelen wat in het stadje, nemen een lekker ijsje, kijken wat rond in een leuk winkeltje waar we wat leesboekjes kopen voor de kinderen van Carola en Hetty. In Baddeck is ook het Alexander Graham Bell Museum, hij wist van de telefoon een commercieel succes te maken en richtte de Bell telefoonmaatschappij op, thans AT&T. Na een gezellige avondwandeling is het goed toeven in onze kar met een wijntje en een spelletje kaart. Wel te rusten.

16 juni Baddeck - Corney Brooke (207 km).

Vandaag staat het mooiste deel van de route over Cape Breton Island op het programma, deze route voert ons over de De Atlantische kust vanaf Cape Breton Island steile hellingen langs de Atlantische Oceaan kust. Hoe ver we vandaag gaan komen staat nog niet vast, we zien wel hoe laat het is en welke camping dan in de buurt is. Het weer wil nog niet erg vlotten – zonnig worden – maar we zitten lekker in onze kar. Herhaald stoppen we om even een foto-tje te maken van de baai waar we langs rijden. Het is de St Anna’s Bay waar we langs rijden, in 2000 toen we hier ook waren, zijn we langs de oostkant gereden en toen met de veerboot overgestoken. Het uitzicht en landschap zijn erg afwisselend, soms rijdt je bijna eindeloos door een boslandschap, dan weer heb je uitzicht over de baai, kilometers vliegen voorbij, dan zijn we in het Ingonish-gebied met Fraai vergezicht vanaf de weg naar Ingonish mooie – Schotse - plaatsnamen als Ingonish Beach, Ingonish Ferry en Ingonish. Bij de ‘ingang’ van het Cape Breton Highlands National Park is het tijd voor een gezellige pic-nic in een heerlijk zonnetje. In Ingonish doen we wat boodschappen en dan gaan we weer verder. Het weer is prima en blijft prima, dat zorgt voor mooie vergezichten op een prachtige natuur met hoge bergen, altijd onder een groen tapijt van bomen. In 2000 hebben Tjitske en ik hier ergens langs deze route nog gezwommen maar we kunnen het punt niet terug vinden, jammer. Er zijn ook een aantal uitzichtpunten langs deze route en bij elke stoppen we voor een beter zicht op de mooie natuur en voor het maken van een paar foto’s. De weg gaat soms best stijl omhoog en even zo vaak ook omlaag, dat vraagt voordurend goed opletten en overschakelen in onze kar. Na en gezellige maar korte pic-nic op een wel zeer eenvoudige camping ‘MacIntosh Prachtig vergezicht op Cape Breton Island Brooke’ midden in het park gaan we verder. We komen langs het uitzichtpunt bij de ‘Grand Anse Valley’ met een groot bord waarop uitgelegd wordt hoe deze vallei miljoenen jaren geleden ontstaan is door schuivende aardschollen. (Dit is ook het punt waar we in 2000 die man ontmoeten met zijn camper die de hele afdaling zijn voetrem gebruikt had en de auto op 100 meter afstand nog te ruiken was.) We gaan nu voor een overnachting naar Corney Brooke Campground. Het is een kleine camping met 15 plaatsen zonder water, met een ‘pit’ als toilet. We staan op het randje van de afgrond, het strand begint onder ons ongeveer De woest prachtige kust op Cape Breton Island twintig meter lager. Het is een absoluut fantastisch plekje met uitzicht op de zee. Er is er één die zwemt maar het water is amper 7 graden en dus is het van korte duur. We hebben onderweg pizza’s gekocht en die gaan nu in de oven – die aan boord van de kar is – en met een wijntje erbij is het een heerlijke maaltijd en een onvergetelijk moment. Na het eten wordt er lekker lang gewandeld resp. gerust resp. gelezen. Even later zien we een walvis zwemmen, het zijn maar korte momenten dat hij even zichtbaar is. En als hij dan weer boven water komt is het vaak honderden meters verderop. Toch lukt het ons om de walvis één keer op de video te krijgen. We zitten nog tot laat de ondergaande zon te bestuderen en te filmen. Wat een uniek plekje, zoiets hebben we niet eerder gehad en zullen ook niet snel weer krijgen. Na een drukke maar mooie dag is het goed rusten. Morgen is er weer een dag.

17 juni Corney Brooke - Linwood (199 km).

Vandaag is het Vaderdag en dus mogen de vaders lekker lang uitslapen. Niet dat dat betekent dat de dames eerder De woeste kust van Cape Breton Island opstaan om ons ontbijt op bed te brengen of dat er een eitje bij het ontbijt gebracht wordt. Nee we mogen later – maar wel als eersten – opstaan. We koken zelf een eitje, toch lekker zo op Vaderdag. Wat het eindstation zal zijn weten we vandaag ook niet, het is maar net hoe ver we komen. Maar een route is er wel en dus gaan we na het gezellige ontbijt weer ‘en route’. Het is zondag maar toch proberen we ergens boodschappen te doen, meestal lukt dat wel. Maar helaas niet in Chéticamp. Onderweg houden we lange koffiepauze want Tjitske heeft Vaderdagtaart gekocht en dus wordt het even echt genieten bij de koffie. Er worden ook opnieuw unieke foto’s gemaakt van de woeste rotsen hier langs de kust. Heel ver aan de overkant van de zee denken we een glimp van Quebec op te kunnen vangen maar het is wel erg ver weg. Na de heerlijke koffie met gebak gaan we verder. We maken even een toeristisch uitstapje naar Mabou Harbour Mouth, het plaatsje stelt niet veel voor maar natuurlijk is er de onvermijdelijke vuurtoren en de vissersbootjes die het weer tot een leuk kleuren schouwspel maken. In het water zien we zelfs een kwal zwemmen zo helder is het, fantastisch gewoon. We Een kwal, helder in het water te zien ontmoeten er ook een paar Hollanders die in 1951 geëmigreerd zijn, in BC wonen en hier op vakantie zijn bij hun dochter. We vervolgen elk onze eigen weg na een erg gezellig gesprek. Bij Judique is Uitzicht op Nova Scotia vanaf Cape Breton Island het tijd voor een lekkere lange wandeling langs de kust, heerlijk, de zon schijnt volop, iets wat we de laatste dagen wel een beetje gemist hebben, zelfs het T-shirt gaat uit. We maken een kopje thee en zetten de stoelen buiten om nog even extra te genieten. Vanaf onze ‘zitplaats’ kunnen we de overkant – Cape George – zien dat op het vaste land van Nova Scotia ligt. Het lijkt wel alsof je er naartoe kunt zwemmen. Na de thee staat ons nog een flinke rit te wachten, we besluiten om een camping in de buurt van Linwood te nemen. Het is wel een gedoe om er te komen want ofschoon Linwood ten noorden van de snelweg ligt moeten we toch eerst naar het zuiden omdat de oude weg links en rechts langs de snelweg loopt. De eerste camping in Linwood is helaas nog gesloten, dat is echt jammer want deze ligt echt aan de St. George Baai en dan zouden we vol uitzicht op de zee hebben gehad. De volgende zegt uitzicht op de baai te hebben maar feitelijk is dat niet zo, het is uitzicht op een inham van de baai. Het mannetje van de camping doet ook wat raar als we zeggen dat we geen ‘hook up’ willen, hij reageert met ‘alle plaatsen hebben hook up’ nou dat willen we niet. We kiezen een rustig plekje en nemen nog wat tijd voor een drankje, lezen van ons boek en verkennen van de wasruimte. Na een heerlijk etentje voortreffelijk bereid door de dames is het tijd voor een wandeling naar de baai, maar dat lukt niet omdat overal particuliere huizen staan, jammer. Na deze mooie dag is het goed rusten, wel te rusten.

18 juni Linwood - Lorneville (240 km).

We verlaten onze camping zonder achterom te kijken en zetten koers naar Antigonish waar het koffietijd is als we daar aankomen. Dus tijd voor een lekker bakje in de Shopping Mall. Daarna raak ik bij een kruispunt in de war en we maken een onbedoeld maar wel mooi ritje door de stad. Meerdere malen hebben we al door deze stad gelopen, voor het eerst in 1993 (met Pake en Beppe en tante Grietje). Het weer wordt slechter, er Het strand nabij Lorneville bij zonsondergang zijn flinke wegwerkzaamheden en we kunnen nergens even stoppen voor de lunch. We zijn al een flink eind op de weg naar New Glasgow als er eindelijk een parkeerplaats is – zo te zien bij een voormalig Visitor Centre. We willen bij Pictou de 6 op en zo de kustlijn volgen naar Lorneville waar een camping is. Ik Zonsondergang wil graag een uitstapje maken naar de zee maar de asfaltweg wordt een zandweg en even later is de weg al bijna onbegaanbaar, gelukkig komen we verderop op een iets betere zandweg en kunnen we veilig terug naar de 6. Bij Toney River lukt het wel om even langs de kustlijn te wandelen. Het is maar van korte duur want het waait zo hard dat zand en water ons om de oren slaan maar het is wel prachtig zulke woeste golven. Na de thee volgt nog een flinke rit naar onze camping maar we hebben geen keus er is geen andere in de buurt. We hebben gekozen voor de Amhurst Shore Provincial Park en als we daar eindelijk zijn is het etenstijd. ’s Avonds maken we nog een prachtige wandeling, de wandelroute loopt door een veengebied en bos en heeft als nadeel dat er zoveel muggen zijn dat we er vooral snel doorheen lopen. Als we op het strand aankomen, kunnen we de natuur in al zijn schoonheid bewonderen. Het is eb en het rode strand en de rode rotsen geven een schitterend beeld in de ondergaande zon. Na onze prachtige wandeling is het tijd voor koffie, een borrel en een spelletje kaart en dan…wel te rusten.

19 juni Lorneville - Fundy National Park (192 km).

De Flowerpot Rocks Vandaag gaan we Nova Scotia verlaten – voor een weekje – om naar New Brunswick te gaan. De eerste overnachting is gepland in het Fundy National Park. Maar eerst gaan we via Amhurst naar Moncton. Net voorbij Amhurst is de grensovergang – Nova Scotia en New Brunswick zijn zelfstandige staten die binnen de Canadese Federatie hun inbreng hebben – waar we eerst het Visitor Centrum bezoeken en even met het thuisfront bellen en mailen. We vervolgen onze route naar Moncton maar een uitstapje om koffie te drinken mislukt omdat het dorp te ver van de snelweg is. We nemen nu de 106 naar Moncton zodat we gemakkelijk bij het Champlain Shopping Centre uit komen. Dat lukt en eindelijk is er dan koffie maar omdat het al zo laat is geworden knopen we er maar meteen een lunch aanvast. Vanmiddag willen we eerst naar de flowerpot rocks, maar om daar te komen adviseren de borden ons om Moncton heen te gaan, nou dat vinden we wel erg ver omrijden en dus gaan we dwars door de stad wat erg veel korter is. We volgen de Petticodiac River die uitkomt in de Shepody Baai en de Chignecto Baai. Het tij is hier soms wel 15 meter waardoor het water bij vloed gewoon de rivier op stroomt in plaats van er uit. De oevers zijn van een rode rivierklei die erg zacht is. Na een leuke rit, het weer is wat beter geworden, komen we bij de flowerpot-rocks. We vragen of het nog eb of al vloed is, volgens een Duitse toerist is het nog eb maar het is al flink vloed aan het worden, toch kunnen we nog geruime tijd op een klein deel van het strand lopen om de rocks te bekijken. Het is altijd weer een belevenis en een grote vraag hoe de natuur dit zo heeft kunnen maken. Er is vijf jaar geleden weer één omgevallen zegt de gids, ja, dat kan gebeuren het zijn ook zulke gevaarten op zo’n smalle basis. We nemen ruim de tijd om dit schouwspel te bekijken en daarna krijgen we nog een ijsje, heerlijk. Het is al behoorlijk laat als we het Fundy Park bereiken, we vinden de camping – Chignecto - gemakkelijk en onze kar staat vlot op een goede plek. Na de maaltijd gaan de dames wandelen en Joop en ik vragen ons na ruim een half uur af of ze de kar wel terug kunnen vinden want het is geen kleine camping waar we staan. Het wordt snel kouder en dus zitten we gezellig binnen nog wat te lezen en na een drankje en een spelletje kaart is het weer einde dag, dag.

20 juni Fundy National Park - New River Beach (227 km).

We beginnen de dag lekker snel en zijn vlot op pad richting Sussex vanwaar we naar St. Martins zullen gaan. Er is Het haventje van St. Martins door de aanleg van een nieuwe snelweg veel veranderd en moeten een paar keer goed opletten. We halen een lekker kopje koffie bij Tim Horton’s met een lekker koekje erbij. Via Sussex Corner volgen we de 111 naar St. Martins. Het is een flinke rit, steeds als je weer een heuvel over bent, denk je dat er te zijn Cave Cove, zoals wij het noemen maar dan is er weer een heuvel verderop. Na bijna 40 km is daar het dorpje waar we al zovele malen geweest zijn. De eerste stop is natuurlijk het haventje waar bij eb alle bootjes letterlijk op het droge staan, het verval is hier wel 8 à 9 meter. Na een kiekje gaan we naar – wat we altijd al zo noemden – Cave Cove. Het is een steile rotswand van rode zachte zandsteen waarin een enorme grot is uitgesleten door de getijde beweging. Elk jaar verdwijnt er ongeveer 20 cm van de grot in zee en elk jaar komt het moment dat de grot instort dichterbij. We hebben een lekkere lunch in het zonnetje en overwegen naar het bezoekerscentrum bij de Big Salmon River te gaan, in 2000 zijn we er ook geweest maar nu moeten we de afweging maken hierheen te gaan of naar St. John. We Muziekpaviljoen in het park van St. John kiezen voor St. John, dus keren we onze camper en vervolgen de 111 naar St. John. We hebben nu een lastig probleem, kunnen we in de binnenstad van St. John parkeren of moeten we ergens bij een shopping centre parkeren en dan met de taxi verder. We komen bij het Mc­Allister Place en par­keren daar, de dames doen wat bood­schappen en ik zie een bezorger in een bestelbus die ongeveer net zo groot is als onze cam­per. Ik vraag de man of we in de binnenstad kunnen St. John parkeren en waar. Hij adviseert om aan de Union Street te parkeren bij een parkeermeter, de plaatsen zijn daar groot en er is vaak plaats. Dus zetten we koers naar Union Street dat precies in het centrum van St. John ligt. We bezoeken het shopping centrum Brunswick Square, de oude haven en een park. Het weer is redelijk geweest, we hebben veel gezien tijd om onze camping op te zoeken. We hebben gekozen voor een Provinciale camping in New River Beach. Het is toch nog een flinke rit en als we er zijn is het weer duidelijke regenachtig geworden. De dames maken nog wel een wandeling maar komen al bijna nat terug. Joop en ik besluiten de camping uitgebreid te verkennen om morgens vroeg droog bij het wasgebouw te kunnen komen, dat lukt. Na de gebruikelijke avond taferelen is het bedtijd.

21 juni New River Beach - Sussex (309 km).

Het regent niet meer als we wakker worden maar omdat het wasgebouw toch erg ver weg is gaan we met de kar. Het meseumdorp Kings Landing Iedereen vliegt zijn bed uit en we rijden – in pyjama - met de kar over de Een oude boerderij op het museum zorgvuldig uitgezochte paden er naar toe. We parkeren voor het gebouw en nemen de tijd voor douche en wasbeurt. We laten de kar gewoon staan en genieten van een lekker ontbijt. De campingbaas komt wel even kijken maar door het spiegelglas ziet hij ons niet zitten en gaat weer weg. Na het ontbijt wordt alles op­geruimd en spoeden we ons naar het doel van vandaag: Kings Landing een historisch openlucht museum. Het is een flinke rit die spoedig ver­loopt en om elf uur zijn we er al. We parkeren snel de kar en gaan naar binnen. Kaartje kopen, koffie drinken en dan het museum in. Er zijn zoveel gebouwen om te bekijken en - zoals in Sherbrooke Village – zijn ook hier alle mede­werkers in klederdracht en oefenen ze de beroepen uit die bij het gebouw horen zoals drukker, timmerman of boer. Ook de dames doen alle werkzaamheden die in die tijd (1860) d.w.z. spinnen, weven, wassen, koken, bakken enz. Alle gebouwen zijn hier naar toe gebracht toen bij de bouw van de Mactaquac dam een groot deel van een St John River vallei onder water kwam te staan. Toch raakt ook een deel van het museumdorp in verval, waarschijnlijk omdat de echte vakmensen die nog weten hoe De oude houtzaagmolen op waterkracht bepaalde gereedschappen gebruikt of gerepareerd moeten worden onderhand zo oud zijn dat ze niet langer kunnen of willen helpen in dit museum. Je kon horen dat de altijd zo prima lopende – draaiende – watermolen nu soms geweldige knallen produceerde omdat de tandwielen niet perfect in elkaar passen. Jammer. Wel is het restaurant ‘The Kings Head’ nog altijd prima en wordt door ons ook twee maal met een bezoek vereerd. Het is al tegen sluitingstijd als we het museumdorp verlaten. We overwegen om in Fredericton te gaan eten maar de snelweg die op flinke afstand onder Fredericton door loopt doet ons besluiten om dat in Sussex te doen. Na een mooie en voorspoedige reis bereiken we Sussex en eten bij Pizza Het afsluitende diner..een pizza Delight, heerlijk, omdat we voor een bepaald bedrag bestellen krijgen we nog een pizza extra p.p. dus pfffff, we kunnen geen pap meer zeggen. Na deze voluptueuze maaltijd zetten we koers naar de familie en die vinden we wonderwel snel. Ze wonen in een mooi huis waar volop ruimte is voor wonen, klussen en hobby en het ontvangen van gasten. Het is van allerlei technische snufjes voorzien en prima afgewerkt. We worden heel gastvrij ontvangen en al snel zitten we aan de koffie met taart – kan er ook nog wel bij – heerlijk. We parkeren de kar achter het huis zodat we daar lekker kunnen blijven slapen. Het wordt nog laat en we slapen prima na zo’n lange, drukke en gezellige dag.

22 - 25 juni Sussex

Het bruidspaar met kleinkinderen Fraaie muurschilderingen in Sussex Deze dagen logeren we bij Joop en Ginie, zij waren in januari jl. 40 jaar getrouwd en dat wordt op 23 juni gevierd. Het is dan ook Ginie’s verjaardag, de volgende dag is Edwin jarig en weer twee dagen later is Hetty jarig, wat een feesten. We brengen met elkaar een bezoekje aan Hubert en de boerderij en de kaasmakerij en brengen ook een bezoekje aan Hetty en Ian die druk aan het verbouwen zijn. We zien Carola hard werken met de voorbereidingen voor het feest, allerlij zaken worden geschilderd, bloemetjes in vaasjes gezet. Tja zo’n feest kost heel wat voorbereiding. Helaas kunnen we niet op bezoek bij Carola die is immers niet thuis en een bezoekje aan Edwin schiet er helaas ook bij in maar dat geeft wel verplichtingen voor een volgend bezoek aan Canada. Ieder brengt op zijn eigen manier de tijd aangenaam door, alles wordt uitgebreid bekeken, boeken worden gelezen, vele oude verhalen uitgewisseld alles heel relaxed. Er is ook familie van Joop overgekomen om het feest mee te vieren, ja het zijn gezellige dagen. Maar aan alles komt een eind, zo ook aan onze vacantie in Canada.

26 juni Sussex - Halifax (320 km).

Vandaag beginnen we aan een ‘tweedaagse’ terugtocht naar Nederland – naar ieder zijn eigen huisje. De rit gaat eerst naar Bedford waar we onze camper weer inleveren. We hebben een prima reis maar rijden in Bedford even verkeerd en komen even na vier uur ’s middags aan bij Fraseway. De mevrouw de manager zegt dat we uiterlijk half vijf de camper moeten opleveren voor inspectie want dan kan ze nog vervoer naar Halifax- Airport leveren anders moeten we het zelf maar regelen. Nou we kunnen snel, heel snel en in minder dan 20 minuten staan we klaar voor inspectie. Alles is ok en dus kunnen we met de Fraserway taxi naar het vliegveld. Eenmaal daar aangekomen is het nog een lange wacht want ons vliegtuig gaat om half elf. Het is een behoorlijk nieuw vliegtuig en we slapen redelijk goed. We moeten eerst naar Heathrow en daar lopen we dus flinke vertraging op omdat het vliegtuig niet beschikbaar is. Eindelijk twee uur te laat landen we op Schiphol, Julliëtte staat al op ons te wachten. We hebben echt trek en dus eten we een heerlijk broodje beenham, een traktatie van Tjitske. Joop, Tjitske en Juliëtte vertrekken per auto en wij kopen een kaartje voor de trein. We hebben het amper in onze hand of er wordt omgeroepen dat door een brand in de Schiphol tunnel er tot nader bericht geen treinen zullen rijden. We overwegen nog een taxi te nemen naar Amsterdam-Centraal maar er staat zo’n enorme rij mensen op een taxi te wachten dat we dat idee maar snel laten varen. Wij wachten wel. En wachten wordt beloond, weer een uur later wordt omgeroepen dat de eerste treinen weer gaan rijden. Het is zeven uur ’s avond als we thuis zijn, wat een dag.


Epiloog.

Het was een mooie vacantie, we hebben heel veel gezien, misschien wel te veel. Er was eigenlijk geen enkele etappe waarbij er niet talloze bezienwaardigheden waren, meestal waren de vergezichten – vooral de bergen met hun besneeuwde toppen fantastisch en afwisselend. Dan weer waren het de bossen, de rivieren, de meren of de watervallen. Toch is het als je 6 weken gaat al snel ‘meer van het zelfde’ of ‘minder indrukwekkend’. De afstanden – ook al hebben we relatief korte etappes gehad – zijn toch nog groot met een camper omdat je niet sneller kunt dan circa 80 km per uur en gemiddeld soms maar 65 km per uur haalt. Toch kunnen we het land iedereen aanbevelen en mag de gastvrijheid van de Candezen niet ongenoemd blijven.


Terug naar reisoverzicht


Terug naar Gerritsma-site